Ammoniakuitstoot uit ligboxenstal blijkt hoger dan dan tot dusver werd verondersteld

Om de beleidsdoelstellingen rondom stikstof en klimaat in de melkveehouderij te kunnen realiseren, heeft Wageningen Livestock Research de uitkomsten van de validatie van een veel gebruikte methode om de stalventilatie van open melkveestallen te kunnen bepalen beschreven. De werkelijke ventilatie van de stallen blijkt 16% hoger dan op basis van het bestaande model werd aangenomen. Dit betekent dat de emissie van CO2, ammoniak en methaanemissie van de melkveestallen ook 16% hoger is. 

Het onderzoek naar ventilatie van open melkveestallen werd uitgevoerd op de Dairy Campus in Leeuwarden. Daar kunnen stallen zowel natuurlijk als mechanisch worden geventileerd waardoor een goede vergelijking van de ventilatieopbrengst mogelijk was. Minister Wiersma van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft het onderzoeksrapport dat Wageningen Livestock Research heeft opgesteld naar de Tweede Kamer gezonden. 


De uitkomst van de praktijkvalidatie betekent dat de ammoniakemissies uit melkveestallen waarschijnlijk met 16% zijn onderschat. Het aandeel van de ammoniakemissie uit de melkveehouderij wordt hiermee hoger dan eerder aangenomen werd. Aangezien de ammoniakemissie in de melkveehouderij voor ongeveer 50% uit de stal komt en 50% van het veld, zal de ammoniakemissie van de melkveehouderij grofweg 6% tot 9% hoger worden dan eerder aangenomen.


Minister Wiersma benadrukt dat het onderzoek niets zegt over de effectiviteit van emissiearme stalsystemen en technieken. Ook wijst zij er op dat de stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden, en de daarbij horende effecten op de natuur, in de praktijk niet verandert, omdat de emissie uit er al was. Ook de berekende stikstofdepositie, zal niet tot nauwelijks veranderen omdat deze berekening wordt gekalibreerd aan ammoniakconcentratiemetingen van het RIVM in de buitenlucht. Wel wordt het aandeel dat de melkveehouderij heeft in de totaal uitstoot van stikstofverbindingen groter dan tot dusver werd aangenomen.


Wiersma voorziet wel dat de uitkomsten van deze praktijkvalidatie effect zullen hebben op het vaststellen van de bedrijfsspecifieke emissienormen en op de invulling van de emissiereductieopgave van 42% tot 46% die dit kabinet heeft gesteld. De precieze effecten van dit geheel worden nog nader wetenschappelijk inzichtelijk gemaakt. Het is de inschatting dat het nationale emissieplafond 2030 uit de Europese richtlijn voor nationale plafonds voor emissie naar de lucht niet in gevaar komt door de uitkomsten van dit onderzoek.


Als de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de emissiefactor van bepaalde stalsystemen verhoogt, kan dit ook relevant zijn voor de nog openstaande verplaatsingsregeling. Een veehouder die eerder niet voldeed aan de gestelde drempelwaarde stikstofdepositie op het nabijgelegen Natura-2000 gebied om in aanmerking te komen voor de verplaatsingsregeling kan met een aangepaste emissiefactor namelijk wel boven de drempelwaarde uitkomen terwijl dit eerder niet het geval was. Voor de verplaatsingsregeling gaat Wiersma daarom onderzoeken hoe hier mee om te gaan.


Voor de mestwetgeving heeft het onderzoek naar verwachting weinig consequenties. De factor om de mestproductie te corrigeren voor de gasvormige verliezen wordt berekend uit het verschil tussen de stikstof en fosfor in de excretie en de bemonsterde mest. Daar heeft dit onderzoek geen invloed op. Er is op dit moment wel een discrepantie tussen de stikstofverliezen, die volgens bovenstaande methode worden berekend en de emissieberekeningen van Emissieregistratie. Dit
rapport zou dat verschil mogelijk deels kunnen verklaren. Minister Wiersma vraagt de Commissie Deskundigen Meststoffenwet nader advies op dit punt. 


Meer details zijn te vinden in het rapport 'Praktijkvalidatie van het CIGR-model voor CO2-productie in stallen met lacterende HF-melkkoeien'.

Bron: Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, 19/11/2025
Publicatie: 20-11-2025