JW Erisman (Louis Bolk Instituut): ‘Niet minder vee, maar minder krachtvoer en kunstmest’

Niet de aantallen dieren maar de hoeveelheden kunstmest en – vooral – geïmporteerd voer moeten drastisch naar beneden om het stikstofprobleem en meer dan dat op te lossen. Dat vindt Jan Willem Erisman.

Louis Bolk Instituut is een middelgroot advies- en onderzoeksbureau, waarbij de focus ligt op 'natuurinclusieve landbouw en een positieve gezondheid'. Op hun site geven ze aan dat belangrijke opdrachtgevers zijn: het Ministerie van LNV, de Europese Commissie, ZonMw (Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie), Provincies, waterschappen, natuurorganisaties, stichtingen, kenniscentra voor Integrative Medicine en het bedrijfsleven.

In een interview met Boerderij geeft directeur Jan Willem Erisman zijn visie:

“Mijn interesse begint niet bij de omvang van de veestapel maar bij de vraag: wat zijn de stikstofbronnen en waar zitten de verliezen? Dan kom je bij krachtvoer en kunstmest. 45% van de stikstof daarin leggen we vast in producten, de rest is uitstoot. Daar kun je wat aan doen. En dan kom je ook aan de huidige productievolumes. Maar als je begint bij de veestapel, stuur je niet op wat je wilt. Als ik boer ben en de helft van mijn veestapel moet weg, hou ik natuurlijk de hoogst productieve dieren over. Maar daardoor krijg je geen halvering van je stikstofuitstoot. Dat werkt niet. Kijk daarom naar de inputkant. Misschien moet je dan met andere koeien gaan werken. Dubbeldoel bijvoorbeeld. Het hoeven niet minder dieren te zijn als ze maar passen in de omgeving.”

Hoe je het ook wendt of keert, de uitstoot moet naar beneden met de helft?
“De uitspraak van de Raad van State betekent dat het richting de kritische depositiewaarde (KDW, grenswaarde voor bescherming gevoelig natuurgebied) moet. Dan moet je de Nederlandse bronnen met 30% reduceren en als je buitenland niet meerekent, zelfs 50%. Daar bovenop komen dan nog de lokale maatregelen bij natuurgebieden. Pas als dat op gang is, komt er ontwikkelingsruimte. Mensen doen nu wel alsof er onderhandelingsruimte is, maar die is er helemaal niet.”

Welke maatregelen leveren het meest op?
“Ik verwacht dus het meest van het dichtkraaien van de inputs krachtvoer en kunstmest. Dat laat de boeren de meeste eigen bedrijfsvrijheid. En is het makkelijkst te handhaven. Je moet geen systeem in de benen houden waarvan je zeker weet dat het op den duur toch geen stand houdt. Nu gaat het om stikstof. Er komt ook nog een klimaatdiscussie overheen en eentje over biodiversiteit. Het is gewoon niet te houden. De enorme producties van nu zijn niet houdbaar vanwege landschap, stikstof, klimaat, biodiversiteit. Nederland kan zich niet meer richten op productie, productie, productie. Dat is wél waar het beleid altijd op aangestuurd heeft.”

“Maar neem wel genoeg tijd. Begin met vast te stellen dat minder boeren niet het doel moet zijn, misschien juist wel meer! Hou familiebedrijven overeind. Voorkom dat die boeren stoppen die je juist wilt houden, omdat ze goed bezig zijn met grond en landschap. En help vooral. Maatschappij, mooi dat je iets van ons wilt, help ons maar, kom maar over de brug. Dat zou de strategie van de landbouwsector moeten zijn. Jullie willen wat van ons, maar wie bepaalt nou die wereldmarkt, wie bepaalt dat wij moeten intensiveren, wie betaalt ons protest op het Malieveld? Kun je afspraken met die bedrijven maken? Wat is het eigenlijke probleem: begrenzing van de groei of dat de boer geen goed inkomen heeft in de markt? Als je dat anders organiseert heb je het niet meer over krimp.”

Klinkt mooi, meer boeren, maar dat strandt natuurlijk op het beruchte ‘verdienmodel’?
“Hoe creatief zijn we met zijn allen? Ik denk dat er twee groepen bedrijven komen. Een die op lokale markten een rol vervult bij de kwaliteit van landschap en leefomgeving en een andere die opschaalt en voor de wereldmarkt gaat. Met misschien kleinere volumes maar grotere marges. Je hoeft geen melk meer onder de kostprijs te verkopen omdat je te veel hebt, zoals FrieslandCampina.”

Milieuproblemen zijn tot nu toe deels opgelost met de combinatie van nieuwe technologie en bedrijfsontwikkeling. Wat is daar nu van te verwachten?
“Je zou de emissie misschien wel de helft kunnen verminderen via ander voer, luchtwassers en anders mest uitrijden. Maar voor die technische oplossingen zijn investeringen nodig die weer dwingen tot productieverhoging, want je moet ze wel terugverdienen. Bovendien zijn die technieken niet integraal. Ze lossen een stikstofprobleem op, maar de rest niet. Het volgende probleem vraagt weer om een nieuwe golf techniek en nieuwe investeringen. Veel beter is langetermijnduidelijkheid te geven, zodat je niet van het ene probleem in het andere rolt maar 20 jaar vooruit kunt kijken bij je bedrijfsinvesteringen. Die langetermijnduidelijkheid is het aller- allerbelangrijkste voor boeren. Consistent beleid is nodig. Ik zou er ook gek van worden als ik elk jaar nieuwe regels en voorschriften krijg.”

Tot nu toe kan de overheid die langetermijnduidelijkheid niet geven.
“Klopt helemaal, daarom zitten we hier nu ook. Maar dan kom ik terug bij de Raad van State. Die eist nu een langeretermijnoplossing. Dit is dus een belangrijk moment om die te maken. Daarvoor moeten ook de ketenpartijen rond de tafel. Hoe kunnen alle partijen samen ervoor zorgen dat binnen de kaders van kringlooplandbouw bedrijven financieel gezond kunnen draaien? De emissies moeten 30% naar beneden, en rondom natuurgebieden is plaatselijk beleid nodig voor extensivering of warme sanering.”

Daarvoor is ook vertrouwen nodig in de bestaande kennis. Daar mankeert het aan. Is er inderdaad te weinig betrouwbare kennis over stikstof om er beleid op te baseren?
“Nee. Dat denk ik niet. Daar komt ook niet het grootste wantrouwen vandaan. Dat begon al met de kwestie van het ammoniakgat, die begon al in de jaren negentig. Een verschil tussen berekende totale uitstoot en metingen, simpel gezegd. Dat is intussen wel opgehelderd en verklaard. Maar het wantrouwen was er en werd versterkt door de houding van bijvoorbeeld Wageningen UR en RIVM.”

Vooral vanuit het Mesdag Zuivelfonds komt kritiek. Meetpunten zouden niet kloppen, bijvoorbeeld. Hebben ze een punt?
“Ja en nee. Voor die twee meetpunten die zij laten zien klopt de kritiek wel, maar dat maakt niet dat het hele systeem van metingen en modellen onbetrouwbaar is en dat de einduitslag niet klopt. Er zijn veel meer metingen. Ik zie het RIVM als een integere partij die echt wel iets doet met wetenschappelijke twijfels. Ze vergaten alleen dat de klant buiten staat en dat ze daarmee moeten communiceren. En metingen alleen zijn niet het belangrijkste. Zonder verklarend model kun je geen conclusies trekken.”

Oene Oenema van Wageningen UR signaleert dat er oude meetgegevens nog in de modellen verwerkt zitten. Hoe erg is dat?
“Tot 2000 liep Nederland voorop in het stikstofonderzoek. Wij hadden de kennis. Daarna is er fors bezuinigd. Wij hadden een onderzoek waarbij we ammoniak vrij lieten uit kunstmatige bron in een bos en dan kijken waar het heen gaat. Zulk onderzoek is afgelopen 20 jaar niet meer gebeurd in Nederland, in het buitenland wel.”

Er zitten dus wel wat zwakke kanten aan de beschikbare kennis. Is de twijfel terecht?
“Je moet naar twee dingen kijken: het landelijke beeld en de plaatselijke situatie. Het landelijke beeld is helder. Het RIVM werkt met het OPS-syteem. Wij hebben samen met TNO gewerkt met satellietwaarnemingen en een heel ander model. Grosso modo komt dat overeen met wat RIVM schetst over emissies en depositie en het aandeel van de landbouw daarin. Dan is er nog een rekensysteem, gebruikt voor de Europese Commissie, en dat klopt daar ook mee. Als die drie bronnen ongeveer hetzelfde aangeven, heb ik weinig twijfel.”

“Lokaal is het verhaal anders. Het is moeilijk om de precieze emissie en depositie van een individueel bedrijf in te schatten. In de praktijk kun je elk individueel bedrijf niet meten, dus moet je met tabellen werken waarin iedereen gelijk is. Dat gebeurt natuurlijk veel meer, ook met de kringloopwijzer en met BEX, met alles.”

Belofte van het rekenprogramma is dat je invloed van bedrijfsactiviteit tot in detail kunt inschatten, en dat je op basis daarvan kunt salderen, ofwel uitstootruimte uitwisselen.
“In het rekensysteem Aerius is gebruik gemaakt van zoveel mogelijk beschikbare kennis. Een internationale review bevestigt dat het toepasbaar is. Je kunt ermee salderen, de toe- of afname van depositie bepalen, bedrijven vergelijken. Maar je kunt er niet precies mee bepalen welke depositie een bedrijf precies geeft op een natuurgebied. Aerius is goed bruikbaar als beleidsinstrument, maar gaat niet over de werkelijkheid op en rond een bedrijf. Dat zijn verschillende dingen. Mijn eigen zorg zit op nog een ander punt: Aerius kijkt alleen naar dieraantallen en emissiefactoren, terwijl er grote verschillen zijn in bedrijfsvoering die effect hebben op de uitstoot.”

U pleit in een stuk dat u maakte voor de Tweede Kamer voor vervolgonderzoek, net als Mesdag Zuivelfonds. Weten we toch nog te weinig?
“Als er geen draagvlak is voor wetenschap dan moet je die zo organiseren dat het vertrouwen terugkomt. Er moet dus betrouwbare informatie komen die iedereen kan gebruiken. Die moet los zijn van belangen. Nu loopt dat te veel door elkaar. Vandaar mijn aanbeveling aan minister Schouten: ga met alle stakeholders vragen inventariseren en organiseer daar, onafhankelijk en met alle wetenschappers een wetenschappelijk antwoord op. En laat iedereen die een vraag stelt van tevoren ook toezeggen: de uitkomst gaan we gebruiken.”

Volgens sommigen vangt landbouwgrond zoveel stikstof op dat boeren eigenlijk betaald zouden moeten worden.
“Tja, ik ken het geluid. Wat de landbouw opvangt is grotendeels eigen stikstof. Daar komt bij dat die hoeveelheden in het niet vallen bij wat er landbouwkundig aan toegevoegd wordt. En netto is de landbouw ‘exporteur’ van stikstof, dus waar hebben we het over?”

D66 oppert om drijfmest te verbieden.
“Dat idee is voor mij weer veel te kort door de bocht. Stel je verbiedt drijfmest, wat krijg je er dan voor terug? Vanuit het oogpunt van bodemkwaliteit en stikstofkringloop moet je mest zo snel mogelijk scheiden. Bij de bron. En dus geen drijfmest. Dat betekent andere stalsystemen. Daarom zou stimuleren van scheiden bij de bron heel goed zijn.”

Om de stikstofdoelen te halen is heel wat nodig. Is dat het doel wel waard? Kunnen we niet leven met vergraste heidevelden?
“Biodiversiteit is erg belangrijk, die mogen we niet veronachtzamen. Verder ligt er de uitspraak van de Raad van State. Er moet iets gebeuren op korte termijn.”

“Voor de langere termijn kun je wel een meer fundamentele discussie voeren. Ik zou wel terug willen naar de tekentafel en kijken of wij het landschap goed ingericht hebben. Maar dan wil ik ook bredere afweging: waar hou je landbouw, waar wil je natuur, en waar woningbouw. Dan moet je ook meenemen dat nu akkerbouw plaatsvindt op plekken waar dat voor de bodem helemaal niet goed is.”

Gras is meer gaan lijken op een akkerbouwgewas. Dat past in de ontwikkeling naar precisielandbouw en alles precies sturen. Is dat niet goed?
“Nee daar moeten we van af. We komen erachter dat grondgebonden landbouw essentieel is in verband met gezondheid.”

“Met dat controlemodel gaan we in tegen het biologische systeem waarin we leven. We onttrekken ons aan levenscyclussen waar we deel van uitmaken en waar we juist veel meer gebruik van zouden moeten maken. Een sterkere koppeling van gezondheid en grondgebonden voedselvoorziening is in mijn ogen de toekomst van het verdienmodel van de boer.”

JW Erisman (Louis Bolk Instituut): ‘Niet minder vee, maar minder krachtvoer en kunstmest’
Auteur: Johan Oppewal
Bron: Boerderij, 19 oktober 2019
Publicatie: 24-10-2019