Boete voor bedrijf dat mest voor collega-bedrijven ontving

De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft maandag 15 december een door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur op grond van de Meststoffenwet opgelegde boete voor een bedrijf in stand gelaten. Het bedrijf meende dat de boete onterecht was omdat mest voor collega-bedrijven werd ontvangen. De rechter stelt vast dat het bedrijf als een intermediair heeft opgetreden en acht de boete gegrond. 

Het bedrijf ontving tussen 30 oktober 2023 en 22 december 2023 in totaal 28 vrachten dierlijke mest. Op het perceel werd mest voor vier andere ondernemers gelost. De mest was per ondernemer apart opgeslagen. Het bedrijf had voor deze 4 ondernemers mest met de gewenste hoeveelheden fosfaat besteld bij intermediaire ondernemingen. Deze mest is op naam van de vier ondernemers geleverd.


Reden voor de methode van aanvoer was dat de mest werd vervoerd via een trailer met een walking floor. Door de slechte weersomstandigheden kon deze trailer de dierlijke mest niet lossen op de kopakkers van percelen van de verschillende ondernemers. Daarom is de mest in afzonderlijke hopen op het perceel van het vijfde bedrijf opgeslagen. Hierover is een rapport opgemaakt.


De minister heeft uit het rapport afgeleid dat het ontvangende bedrijf niet volledig was aangemeld als intermediaire onderneming  en dat de Aanvullende Gegevens Intermediair niet correct waren ingevuld. Er werd zeven keer niet gebruik gemaakt van een digitaal vervoersbewijs en ook niet van een transportmiddel met satellietvolgapparatuur. Tevens werd verzuimd om de zeven vrachten te bemonsteren. Daarom kreeg het bedrijf dat als intermediair optrad een boete van 7.850 euro opgelegd.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15/12/2025
Publicatie: 23-12-2025