Boete voor overschrijding van fosfaatgebruiksnorm blijft in stand

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op dinsdag 5 augustus een boete van 25.707 euro die het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur had opgelegd aan een pluimveebedrijf in stand gelaten. De boete hield verband met een overschrijding van de fosfaatgebruiksnorm in 2020. Met de alternatieve berekening kon het bedrijf niet aannemelijk maken dat de eindvoorraad hoger was dan het ministerie heeft becijferd. Hierdoor kan het bedrijf volgens de rechter niet aannemelijk maken dat er te veel mest is uitgereden.

De boete werd opgelegd aan een gemengd bedrijf met akkerbouw en pluimvee. In het kader van een controle op naleving van de gebruiksnormen in de Meststoffenwet in het jaar 2020 vroeg het ministerie in oktober 2021 aan het bedrijf om een aantal formulieren in te vullen.


In reactie daarop heeft het bedrijf aangegeven dat werd omgeschakeld naar een biologisch bedrijf. Daarbij werd er mest aangevoerd van biologische bedrijven, terwijl er minder dan wel geen eigen mest werd gebruikt. Ook heeft de vennootschap gemeld dat de kippen begin december 2019 op het bedrijf zijn gekomen en in maart 2021 weer zijn afgevoerd. Als gevolg hiervan heeft de vennootschap in 2020 weinig mest afgevoerd. 


Het ministerie had de eindbalans voor het bedrijf op 31 december 2020 vastgesteld op 332,70 ton en concludeerde op basis daarvan dat de gebruiksnorm voor fosfaat met 2.337 kilogram is overschreden. Het bedrijf betoogde dat de eindvoorraad van 2020 hoger moet worden vastgesteld dan de minister heeft gedaan. Uit een door de onderneming zelf opgestelde berekening zou de eindvoorraad 430 ton moet bedragen.


De rechter stelt dat het bedrijf voor de alternatieve berekening van de stalbalans niet een voldoende betrouwbare rekenmethode heeft gebruikt. Zo werd voor de berekening van de mestproductie van haar kippen gebruik gemaakt van een cijfer uit een verkeerde kolom in de Uitvoeringsregeling. De rechter oordeelt daarom dat met de alternatieve berekening niet aannemelijk is gemaakt dat de eindvoorraad mest 430 ton moest bedragen.


Meer details zijn te vinden in de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Bron: College van Beroep voor het bedrijfsleven, 05/08/2025
Publicatie: 06-08-2025