Wiersma schetst aanpak voor achtste actieprogramma Nitraatrichtlijn
Op basis van de uitkomsten van de doorrekening zal Wiersma een verdere afweging maken over de invulling van het concept voor het achtste actieprogramma Nitraatrichtlijn dat vervolgens aan de Commissie voor de milieueffectrapportage zal worden voorgelegd. Ook volgt er nog een internetconsultatie. Per 1 januari 2026 moet het achtste actieprogramma Nitraatrichtlijn van kracht zijn.
Met voortzetting van het huidige beleid, is er nog aanvullend beleid nodig in het zuidelijke zandgebied en op lössgrond om de norm van 50 milligram nitraat in het grondwater te kunnen halen en voor kleinere gebieden verspreid over heel Nederland, voor zover het gaat om nutriënten in het oppervlaktewater afkomstig van de landbouw.
Wiersma wil gaan werken langs drie sporen bij aanvullende maatregelen binnen het achtste actieprogramma. Het eerste spoor betreft een bedrijfsgerichte doelsturing voor grondwaterkwaliteit, het tweede spoor bevat aanvullende maatregelen vanuit het rijk en het derde spoor betreft andere beleidsontwikkelingen die ook een positief effect op de waterkwaliteit kunnen hebben zoals de aanpak 'Ruimte voor landbouw en natuur' en het beleid voor agrarische natuurbeheer.
Bij doelsturing is de inzet om in 2029, op het moment dat indicatoren goede resultaten tonen, aan deelnemers van het doelsturingssysteem de mogelijkheid te bieden om sommige maatregelen uit het generieke beleid los te laten. De komende periode wil Wiersma deze systematiek met sectorpartijen verder uitwerken.
Er wordt momenteel onderzocht welke verlaging van de stikstofgebruiksnorm nodig is voor het behalen van 50 milligram nitraat per liter in het grondwater per grondsoort en gewas. Daarbij wordt gekeken naar verlaging van 3% tot maximaal 20%. Voor de minister weegt verder mee dat het huidige areaal grasland in Nederland behouden blijft.
Verder wil Wiersma in het zuidelijk zandgebied en op lössgrond de 1:4 rotatie met rustgewassen vervangen voor een 1:3 rotatie met rustgewassen. Daarnaast laat ze in de doorrekening ook de optie van 2:6 rotatie met rustgewassen in deze gebieden onderzoeken. Ook wil de minister in deze gebieden bij het scheuren of omploegen van grasland de hoogte van de stikstofgebruiksnorm voor het opvolgende gewas afhankelijk te laten zijn van aanwezige hoeveelheid stikstof die zich nog in de bodem bevindt.
Voor de gebieden waar fosfaat in het oppervlaktewater nog aandacht behoeft, wil Wiersma de fosfaatgebruiksnorm aanpassen. Verder ziet ze in die gebieden de aanleg van infiltratiegreppels als een perspectiefvolle manier om afspoeling van fosfaat naar het oppervlaktewater te voorkomen.