Dwangsombesluit voor kalverhouder in Baarle-Nassau van tafel
Vorig jaar kreeg de lokale politie een anonieme melding over dumping van met drugsafval verontreinigde mest op een akker in Baarle-Nassau. Het leidde tot een uitvoerig onderzoek waarbij er 21 percelen in de gemeente door het Nederlands Forensisch Instituut werden onderzocht. Daarbij werden er op een aantal percelen sporen van drugs aangetroffen.
Op basis van dit onderzoek vond het gemeentebestuur het aannemelijk dat in opdracht van de kalverhouder met drugsafval vervuilde mest op een akker was uitgereden door loonwerkers. Om te voorkomen dat zich een dergelijk feit zou kunnen herhalen legde het gemeentebestuur de kalverhouder een last onder dwangsom op, waarbij het boetebedrag tot 150.000 euro zou kunnen oplopen.
De kalverhouder maakte bezwaar en stapt naar de Raad van State. Hij vreesde onterecht met een hoge boete geconfronteerd te kunnen worden wanneer anderen moedwillig met mest van zijn bedrijf zouden knoeien door deze met drugsresten te vervuilen. Zijn advocaat stelt dat het gemeentebestuur niet aannemelijk heeft gemaakt dat er drugsafval in de mest zat die in opdracht van de kalverhouder op het perceel is uitgereden.
De Raad van State stelt dat het onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut duidelijk heeft gemaakt dat op een klein deel van de akker sporen van mestinjecties zichtbaar waren en dat daar grondmonsters zijn genomen. Daarin zijn geen drugsresten gevonden. De onderzoekers vonden op twee andere plekken mest aan de oppervlakte waarin wel drugsresten zijn gevonden. Het staat daarom voor de rechter niet vast dat de verontreinigde mest die aan de oppervlakte is aangetroffen, daar is terechtgekomen door het uitrijden van mest door de loonwerkers.