'Meten van nitraatresidu is complexe oplossing voor doelsturing'
Het nitraatresidu wordt aan het eind van het groeiseizoen, na de oogst, in de bovenste 90 centimeter van de bodem gemeten. Daarmee wordt bekend hoeveel nitraat in de bodem aanwezig is dat nog kan uitspoelen naar het grondwater. Deze uitspoeling blijft nog wel sterk afhankelijk van het weer, de grondsoort en grondwaterstand. In een natte bodem vindt meer afbraak van nitraat plaats dan in een droge bodem. In een natte winter kan dus meer nitraat worden afgebroken dan in een droge winter, maar dat valt met de nitraatresidu-meting in het najaar niet vast te stellen.
Een ander kwetsbaar punt van de meting is dat het nitraatresidu sterk kan fluctueren tussen de jaren. Boeren kunnen elk jaar dezelfde bemesting en grondbewerking toepassen en toch uiteenlopende nitraatwaarden krijgen als gevolg van biologische processen in de bodem waar ze geen grip op hebben. Zo kan het gebeuren dat boeren het ene jaar onder en het andere jaar boven deze drempelwaarde zitten. Daarom moet de overheid bij het gebruik een driejaarlijks gemiddelde hanteren.
Voor betrouwbare uitkomsten zijn een groot aantal meetpunten nodig. Dat maakt het systeem duur Het vergt nog nader onderzoek, hoeveel meetpunten per hectare nodig zijn voor een goede monitoring. Het vergt bovendien al gauw 5 jaar om inzicht te krijgen voor de opzet van een robuust en goed geborgd systeem. De bodem moet door een onafhankelijke gecertificeerde partij worden bemonsterd en er moet een protocol komen hoe er wordt gemeten. Verder moet de systematiek standhouden voor de rechter. Ook moet er inzicht zijn wat het effect is van maatregelen op het nitraatresidu in de bodem is en op de nitraatconcentratie in het grondwater.