CDM: 'Veel haken en ogen aan doelsturing bij bewaken van waterkwaliteit'

Het voormalige ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM) gevraagd een advies uit te brengen over de vraag welke aanpak in het mestbeleid ingezet kan worden om het  doelbereik van de waterkwaliteit voor nutriënten afkomstig van de landbouw te realiseren. Dit advies is onderdeel van de evaluatie van de Meststoffenwet. De CDM keek onder andere naar mogelijke indicatoren voor bedrijfsspecifieke doelsturing. Voor de grondwaterkwaliteit zou dat mogelijk kunnen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater niet, menen de deskundigen.

Het CDM ziet drie mogelijke indicatoren voor bedrijfsspecifieke doelsturing gericht op het realiseren van nitraatdoelstellingen van het grondwater:



  • de gemeten nitraatconcentratie in grondwater

  • het gemeten nitraatresidu of de minerale stikstofvoorraad in het bodemprofiel na de oogst

  • het berekende stikstofoverschot op de bodembalans.


Voor alle drie indicatoren moeten drempelwaarden worden afgeleid voor bedrijven om op regioniveau te voldoen aan de nitraatnorm.


In tegenstelling tot de nitraatconcentratie in het grondwater, is de relatie tussen nutriëntenbeheer in de landbouw en stikstof- en fosforconcentraties in het oppervlaktewater veel minder direct. De nutriëntenconcentraties van het oppervlaktewater worden ook bepaald door andere bronnen zoals waterzuivering en industriële lozingen en door complexe processen in het oppervlaktewater zelf.


Door deze factoren is het volgens de CDM niet mogelijk om indicatoren af te leiden voor bedrijfsspecifieke doelsturing van oppervlaktewaterkwaliteit. Een bedrijfsspecifieke doelsturing waarbij boeren volledig vrij zijn om maatregelen te kiezen lijkt onhaalbaar vanuit de eisen die gesteld worden door de Nitraatrichtlijn.


De CDM adviseert om een pilot op te zetten, waarin de indicatoren voor bedrijfsspecifieke doelsturing voor nitraatuitspoeling worden getoetst. Ontwikkeling van doelsturing vraagt tijd en het zal waarschijnlijk 5 tot 10 jaar duren voordat een effectief systeem is ontwikkeld, dat in het beleid kan worden toegepast in plaats van generiek beleid.


Als er voldaan wordt aan de doelstellingen voor nitraat in grondwater en stikstof en fosfor in oppervlaktewater, dan kan de regelgeving niet zomaar versoepeld of losgelaten worden, waarschuwt de CDM. Er is inzicht nodig in de effecten van de afzonderlijke maatregelen op de waterkwaliteit op lokale en regionale schaal, voordat maatregelen losgelaten of versoepeld kunnen worden.


In theorie zou Nederland een herziening van de aanwijzing van gebieden die gevoelig zijn voor nitraatuitspoeling in het kader van de Nitraatrichtlijn kunnen uitvoeren, als voldaan wordt aan de doelstellingen. In de niet kwetsbare gebieden is geen verplichting tot het nemen van maatregelen om uitspoeling te beperken. De kwaliteit van het oppervlaktewater speelt hierbij een belangrijke rol. De Kaderrichtlijn Water vereist dat de doelen ten aanzien van goede ecologische toestand of goede ecologische potentieel worden gerealiseerd en dat de waterkwaliteit niet verslechtert.


Meer informatie is te vinden in het advies ‘Verkenning korte en lange termijn maatregelen in kader van de Meststoffenwet voor realisatie van waterkwaliteitsdoelen' van de CDM.

Bron: Commissie Deskundigen Meststoffenwet, 27/09/2024
Publicatie: 05-11-2024