Ondergrens bij berekening met AERIUS Calculator is niet voldoende onderbouwd

Onderzoekers van TNO en de Universiteit van Amsterdam onderzochten in opdracht van het Interprovinciaal Overleg of binnen de atmosfeerwetenschap een onderbouwing is te bepalen voor een wetenschappelijk onderbouwde ondergrens voor projectberekeningen met AERIUS Calculator. Hun conclusie is dat er momenteel geen onderbouwing is te geven voor een specifieke ondergrens.

Het model AERIUS Calculator wordt zowel gebruikt om de toename van de stikstofdepositie door nieuwe initiatieven of uitbreidingen, alsook de afname ervan door beperkende maatregelen in te schatten. AERIUS Calculator hanteert hierbij een ondergrens van 0,005 mol per hectare per jaar.  Met de uitkomsten kan de mogelijke ecologische impact van projecten op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden worden beoordeeld in het kader van vergunningverlening in relatie tot de stikstofproblematiek.


Een wetenschappelijk verantwoorde ondergrens is de laagst te berekenen depositiebijdrage ten gevolge van een individuele bron die nog met voldoende zekerheid is toe te schrijven aan die bron. Daaronder worden de berekende bijdragen te onzeker.


De Nederlandse ondergrens van 0,005 mol per hectare per jaar is beleidsmatig als benadering van 0 gekozen, vanwege het voorzorgbeginsel ten aanzien van de instandhoudingsverplichting van Natura 2000 gebieden. De gehanteerde ondergrens is niet wetenschappelijk onderbouwd. De gekozen ondergrenzen van ordegrootte 10 mol per hectare per jaar waarmee omringende landen werken zijn eveneens niet puur wetenschappelijk onderbouwd.


De hoofdconclusie van dit onderzoek is dat er vanuit de atmosfeerwetenschappen geen onderbouwing is gevonden voor een specifieke ondergrens. Ook de huidige ondergrens van 0,005 mol per hectare per jaar is op dit moment niet vanuit de wetenschap te onderbouwen. AERIUS Calculator maakt, net als andere modellen, in hoge mate gebruik van sterk vereenvoudigde beschrijvingen. Door deze werkwijze zijn er beperkingen in de mate waarin het model de werkelijkheid kan voorspellen met voldoende betrouwbaarheid.


Deze beperkingen leiden in dit geval tot grote onzekerheden voor de berekening van de depositiebijdrage door een enkele bron. In 2020 heeft het Adviescollege 'Meten en berekenen stikstof', ook bekend als de commissie Hordijk, gesteld dat met de hantering van de huidige ondergrens sprake is van schijnzekerheid. Deze stelling wordt hier bevestigd.


Het is volgens de onderzoekers wel aannemelijk dat er een ondergrens is. Omdat die bij gebrek aan experimentele gegevens niet statistisch te bepalen is, verdient het volgens hen aanbeveling gerichte veldexperimenten uit te voeren om met meer en geschiktere meetgegevens wel zo’n analyse uit te kunnen voeren en de onzekerheid generiek te verkleinen. De onderzoekers zien ook mogelijkheden om de schijnzekerheid te verkleinen door te zoeken naar werkwijzen die rekening houden met de gevonden beperkingen.


Het is echter onduidelijk hoe lang dergelijke onderzoeken zouden duren en ook of dat, gezien de complexiteit van het vraagstuk, tot een praktisch bruikbaar resultaat zou leiden. Eerder pleitte TNO al om, ondersteund door gevalideerde metingen op de grond, vanuit de lucht en in de toekomst ook uit de ruimte, juist te gaan sturen op emissies van lokale en individuele bronnen in plaats van het berekenen van projectgebonden deposities. De aanbevelingen uit dit nieuwe rapport sluiten daarop aan.


Meer informatie is te vinden in de publicatie 'Een ondergrens in de berekening van stikstofdepositiebijdragen voor vergunningverlening'.

Bron: TNO , 28/08/2024
Publicatie: 30-08-2024