Plaatsingsruinte voor stikstof uit dierlijke mest neemt tot 2030 met 34% af

Begin dit jaar heeft het Nederlands Centrum voor Mestverwaarding (NCM) becijferd dat er in 2026 in Nederland naar verwachting een mestoverschot zal bestaan van 59 miljoen kilo stikstof. In een nieuwe notitie geeft het NCM een beeld van de gevolgen die dat heeft op de mestbalans van de verschillende provincies voor de periode tot aan 2030. In alle provincies is er sprake van een forse krimp van plaatsingsruimte voor stikstof uit dierlijke mest. Dat varieert 11% in Flevoland tot 45% in Noord-Brabant. Gemiddeld over Nederland is dit 34%.

In absolute zin is de krimp in mestplaatsingsruimte het grootste in Friesland en Noord-Brabant, gevolgd door Overijssel en Gelderland. In deze provincies mag in 2030 circa 5 miljoen ton minder drijfmest op de percelen worden gebracht. De afbouw van de derogatie heeft absoluut gezien het grootste effect in Friesland, Gelderland en Overijssel.


In alle provincies behalve Zeeland, Flevoland en Limburg is het effect van wegvallen derogatie groot. In Noord-Brabant, Overijssel en Gelderland is het verlies als gevolg van aanwijzing van nutriënt verontreinigde gebieden het grootste. In Friesland en Flevoland speelt dit verlies bijna geen rol. De brede beekdalen op zandgronden hebben het grootste effect in Noord-Brabant, maar ook in Limburg, Overijssel en Gelderland.


De geplande natuurontwikkeling via het Nationaal Programma Landelijk Gebied heeft ook een groot effect op de mestbalans in Nederland. De grootste gevolgen worden voorzien in Noord-Brabant gevolgd door Friesland; in alle provincies behalve Flevoland is de krimp als gevolg van het Nationaal Programma Landelijk Gebied in stikstofgebruiksruimte minimaal 2 miljoen kilo stikstof uit dierlijke mest.


De berekeningen maken duidelijk dat door het gezamenlijk effect van de ingevoerde en aangekondigde maatregelen een groot mestoverschot ontstaat dat niet in Nederland kan worden geplaatst. Drie type aanvullende maatregelen kunnen hier een antwoord op bieden:



  1. Minder mestproductie via een krimp van de veestapel.

  2. Meer gebruiksmogelijkheden voor meststoffen ontwikkeld uit dierlijke mest.

  3. Meer export van mest.


Meer informatie is te vinden in het document 'Ontwikkeling stikstofbalans tot 2030 per provincie'.

Bron: Nederlands Centrum voor Mestverwaarding, 27/06/2024
Publicatie: 27-06-2024