Via meetproef echt inzicht in stikstofdepositie natuurgebied

Liefstinghsbroek is het enige stikstofgevoelige Natura 2000-gebied in provincie Groningen. Gedurende twee jaar worden in dit gebied via snuffelpalen continu de pieken van ammoniak en van lachgas gemeten, evenals de ammoniakemissies vanuit omliggende stallen. Hiermee krijgt men in detail inzicht in hoeveel, wanneer en waar de stikstof vandaan komt, en dus ook wat er nodig is om aan de doelstelling te kunnen voldoen.

Liefstinghsbroek is een loofbos van twintig hectare, hierbinnen ligt een halve hectare blauwgrasland en dit stukje grond is als stikstofgevoelig aangewezen.
In de meetpilot 'Maatwerk met Meetwerk' is nu een proefproject opgezet dat deels door het ministerie van LNV wordt gefinancierd.
Rond het natuurgebied zijn elf snuffelpalen geplaatst die continu meten, en zo weet je op welke momenten de stikstofconcentratie in de lucht naar boven toe afwijkt. Dit is een groot verschil met de huidige methode van het RIVM, waar men via stikstofbuisjes af en toe meet en waarmee je gemiddelden krijgt.

In Binnenlands Bestuur zegt onderzoekscoördinator Martin Scholten hierover: “Wij zien tot nu toe in de metingen dat er eigenlijk standaard niets aan de hand is, op enkele momenten na. Het interessante is dat die elf snuffelpalen, die in een raster staan, kunnen vertellen of het gaat om een stikstofwolk waarop ze alle elf tegelijk reageren, of dat het een pluim is die allereerst door palen in een hoek worden opgevangen, waarna je weet uit welke richting de pluim komt.”


Handelingsperspectief voor boeren
Als die stikstofpieken lokaal zijn, dan kunnen die verband houden met activiteiten van de akkerbouwers en veehouders rondom het natuurgebied. De veehouders hebben sensoren in hun stallen hangen. Op deze manier kan er voor het eerst echt een relatie worden gelegd tussen de belasting van het natuurgebied en de activiteiten van een boer. Martin Scholten hierover: “Ik kan je zeggen dat het een boer ontzettend motiveert om aan de slag te gaan als hij meteen kan zien of er al dan niet ammoniak uitgestoten wordt.”

Scholten vervolgt: “Helaas is het zo dat de mestwetgeving en de mestpraktijk momenteel niet bepaald een stimulans geven ‘ammoniakarm’ met mest om te gaan. Dat moet veel zorgvuldiger, en dat kan ook. Denk aan dagontmesting in combinatie met een mestvergister en een ammoniakstripper: hierdoor worden de emissies zowel in de stal als bij het bemesten op het land enorm verlaagd.” Deze stelling is onder andere in de Wageningense PPS-projecten NL Next Level Mestverwaarden en BSMO (Betere Stal, Betere Mest, Betere Oogst) bevestigd.


Niet alleen stikstofemissie
Overigens is het al duidelijk geworden dat met alleen het verlagen van de stikstofemissie bij de boeren de natuurkwaliteit van het blauwgrasland onvoldoende wordt verbeterd. Een aantal ogenschijnlijke details blijken van groot belang te zijn. Scholten hierover: “We kwamen er al snel achter dat er een verbetering mogelijk was in de waterhuishouding van het gebied, omdat er meer (zuurder) regenwater dan (basischer) kwelwater het gebied binnenkomt.” Blauwgrassen hebben basisch water nodig.
Ook valt op dat de bomen rondom het blauwgrasland een deel van de stikstofdepositie afvangen. Hoeveel, dat wordt nog gemeten. Dat afvangen kan versterkt worden door op een juiste plaats in de buurt van het natuurgebied, rekening houdend met de meest voorkomende windrichting, extra struweel te laten groeien.


Kansrijk
Martin Scholten is positief over de meetpilot en optimistisch over de oplossingen. Een voorwaarde is volgens hem dat overheid, natuur en boeren niet tegenover elkaar staan, of erger nog: niet met elkaar in contact zijn en over elkaar praten. Om wel in gesprek te zijn is er vertrouwen op lokale schaal nodig, en juist dat is in deze pilot het geval: boeren, LTO Noord, boswachters van Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer, het waterschap, twee gemeenten en de provincie Groningen werken samen. Scholten: “Een dictaat van bovenaf, hiermee bedoel ik het Rijk, zal nooit werken, je moet specifiek zoeken naar waar de oorzaken van problemen liggen en daar dan wat mee doen. Want door samen te werken, ieder vanuit zijn eigen rol en belang, zie je wat er praktisch werkt en wat er nodig is. Vertrouwen is ook in de wetenschap niet altijd logisch want ook die leven wel eens onderling met elkaar in onmin. Het maakt me daarom ook blij dat RIVM voor het eerst heeft gezegd dat ze meewerken aan andere meetprogramma’s.”

Naast vertrouwen is er ook voldoende tijd nodig, benadrukt Scholten: te zwaar vasthouden aan een te strak tijdpad werkt contraproductief. Scholten: “In 2020 hebben we als commissie Remkes (Martin Scholten maakte hier deel van uit) gezegd dat er minstens tien jaar nodig is. Nu zijn we drie jaar verder en is er nog niet zo veel gedaan.”

50% reductie is niet zo moeilijk
Volgens Scholten is 50% reductie van ammoniakemissie uit de landbouw echt niet zo moeilijk: “Je moet het alleen niet doen met het voorschrijven van generieke maatregelen, want dan lukt het niet. Als we in dit gebied de momenten van stikstofpieken weten weg te nemen, dan zit je al snel op meer dan vijftig procent reductie.
Maar ook weten we uit een diversiteit aan Wageningen-studies op praktijkbedrijven waar de oplossingen liggen: in stalsystemen, in mestverwerking, in managementmaatregelen als voer, toevoegmiddelen, spoelen of verdunnen van mest, weidegang en zo zijn er nog wel meer. De oplossingen zijn dus echt wel voorhanden.
Wel is nodig dat het om een integrale benadering gaat, vanuit het kringlooplandbouwprincipe. Met lokaal maatwerk passend bij de ondernemer. En dat er voldoende tijd nodig is om die kant op door te ontwikkelen met vernieuwing en omschakeling.”

Via meetproef echt inzicht in stikstofdepositie natuurgebied
Auteur: Jan Roefs
Bron: Binnenlands Bestuur
Publicatie: 21-03-2023