Wegvallen derogatie: bemesting wordt moeilijker, belangrijker en anders

Als de derogatie wegvalt, heeft dat niet alleen voor de mestmarkt gevolgen, maar vooral voor de betreffende melkveehouders zelf. Onlangs heeft de Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen een bijeenkomst georganiseerd. Gemiddeld hebben melkveehouders 20 m³ rundveedrijfmest per ha minder voor hun gewassen, en dat maakt een goede en precieze bemesting van dierlijke mest en kunstmest nog belangrijker dan het al was.

Stikstof
Als een bedrijf in niet ‘Nutriënt Verontreinigd (NV-) gebied’ is gevestigd vervalt wel de derogatie, maar daalt niet de stikstofgebruiksnorm. Een tekort kan dan via extra aanvoer van kunstmest worden gecompenseerd. De erkenning van RENURE is voor deze melkveehouders cruciaal om dubbele kosten (mestafzet en aankoop kunstmest) te voorkomen.
Als een bedrijf wel in een NV-gebied valt, dan is de verwachting dat de norm voor werkzame stikstof met 20% zal dalen. In dat geval wordt de toegestane bemesting (fors) lager dan de landbouwkundige adviezen, zoals dat nu in het zuidoostelijke zand- en lössgebied al het geval is. Een teler wordt dus gedwongen minder te bemesten dan voor een goede gewasopbrengst gewenst is en de gewasopbrengsten zullen dalen. Het maximaal benutten van de schaarse nutriënten wordt dan nog belangrijker.

Wageningen UR liet zien dat het afhankelijk is van het teeltdoel waar dan de mest het beste kan worden besteed. Als het doel is om droge stof en VEM (energie) te telen, dan is het advies om relatief meer aan maisland te geven. Bemesting van grasland is dan een soort sluitpost en zou op zo’n 60% van het landbouwkundige advies uitkomen. Als het doel is om ruw eiwit te produceren, dan is het advies om relatief meer mest op het grasland aan te wenden.


Bij bemesting onder het landbouwkundige advies daalt de opbrengst bij mais sneller dan bij gras.

Andere nutriënten: tekorten
Met een lagere mestgift daalt uiteraard ook de aanvoer van andere nutriënten. Dit is zowel het geval voor fosfaat, kalium en organische stof.

Ten aanzien van fosfaat zou het PAL-getal met 0,5 tot 1 punt per jaar dalen. Extra aanvoer via kunstmest, compost of andere bronnen is nodig om de bodemtoestand op peil te houden.

Voor wat betreft kalium ontstaan er ook tekorten voor een goede voederkwaliteit, ook in grasland. Het advies is om deze tekorten met extra kunstmestgift in het voorjaar aan te vullen. Aanvullend probleem is dat de kaliumgehaltes in de mest zullen dalen waardoor er een soort negatieve spiraal kan ontstaan met steeds lagere kaliumgehaltes in de mest en het voer.

De aanvoer van organische stof daalt met zo’n 500 kg EOS (de organische stof die na een jaar nog aanwezig is in de bodem). Op grasland is niet direct een probleem. Op bouwplanniveau zou dit met een groenbemester (vanggewas) na de maisteelt afdoende kunnen worden gecompenseerd. Het slagen van deze teelt van groenbemesters is hiervoor wel een voorwaarde.

Het blijkt dat er geen algemene oplossingen zijn die voor iedereen optimaal zijn. In samenhang met het GLB, andere voorschriften uit het mestbeleid, en verschillen per regio/grondsoort/ontwatering zijn er grote verschillen wat de meest verstandige en economische oplossing is om in te spelen op het vervallen van derogatie.

Wel is duidelijk dat veel bedrijven er een complexe en vaak dure puzzel hebben bijgekregen om de bodemkwaliteit in stand te houden en het benodigde voer te kunnen telen.

Een verslag van de bijeenkomst en alle presentaties vindt u via deze link.

 

Wegvallen derogatie: bemesting wordt moeilijker, belangrijker en anders
Auteur: Jan Roefs
Bron: Verantwoorde Veehouderij
Publicatie: 02-03-2023