Restvloeistof uit mestverwerking basis voor lagere ammoniakemissie in kalverstal

De mest van het vleeskalverbedrijf  gaat naar SMG en na de verwerking levert deze organisatie een ammoniakarme vloeistof retour. Deze vloeistof resteert na de biologische verwerking van kalvermest. Door de mestkelder tot circa de helft te vullen met de vloeistof kan er gebruik gemaakt van het oplossend vermogen van water, hetgeen de vorming van ammoniak remt. Bovendien wordt de vloeistof aangezuurd met zoutzuur, waardoor deze een pH-waarde van circa 5 krijgt.

Het zoutzuur wordt enkel gebruikt voor de lopende proef om de werking van het concept aan te tonen. Mocht blijken dat de emissie van ammoniak daadwerkelijk aanzienlijk lager wordt, dan is het de bedoeling dat er in de toekomst gewerkt gaat worden met een biologisch systeem voor het aanzuren van de vloeistof dat berust op nitrificatie en denitrificatie. Daarmee zou  het benodigde zuur op het kalverbedrijf geproduceerd kunnen worden.

Het onderzoek gaat plaatsvinden op twee typen kalverbedrijven. Een deel van de bedrijven heeft kelders met een diepte van ongeveer 1,20 meter en de andere groep heeft kelders van slechts 50 tot 60 centimeter diep. Beide type kelders worden bij aanvang van de proef half vol gezet met de ammoniakarme vloeistof van SMG. De verwachting is dat de diepe kelder halverwege de ronde geleegd moet worden en weer opnieuw van de vloeistof van SMG moet worden voorzien. Bij de ondiepe kelder zal dat waarschijnlijk twee keer gedurende de ronde nodig zijn.

Elke maand worden er mestmonsters genomen. Daarnaast wordt de emissie van ammoniak continu gemeten Tijdens het onderzoek wordt ook al gekeken hoe er zo efficiënt mogelijk met transportkilometers kan worden omgegaan.