Krimp van de Nederlandse landbouw, betekent dat meer of minder emissies?

Wat is het effect op emissies op het gebied van water, klimaat en stikstof als de productie van de belangrijkste Nederlandse landbouwexportproducten naar andere landen verplaatst zou worden? Het ministerie van LNV gaf, na een motie van BBB, een opdracht aan Wageningen Research en CBS om dit uit te zoeken.

Aanpak
Voor veehouderijproducten en aardappelen was het mogelijk om een vergelijking te maken van de emissies in Nederland met die in andere EU lidstaten. Voor andere sectoren als de sier- en groenteteelt waren te weinig modellen en andere informatie beschikbaar om ze mee te nemen.
Alleen emissies van de directe landbouwproductie zijn meegenomen, dus niet de emissies door transport of verwerking van de landbouwproducten. In de emissies op de landbouwbedrijven zijn wel de emissies van de aangeleverde grondstoffen als veevoer en kunstmest meegenomen.

In deze tabel uit het rapport is te zien dat de berekeningen vooral zijn gebaseerd op bestaande rekenmodellen en emissiefactoren.


Nederland werd vergeleken met groepen van landen in Noordwest-, Noord-, Oost- en Zuid-EU. Tussen de landen binnen deze regio’s zijn de verschillen soms groot, waardoor de resultaten een onzekerheid kennen en effecten kunnen worden over- of onderschat.


Resultaten broeikasgassen

Voor zuivel en rundvlees zijn broeikasgasemissies – zonder de onzekere emissiebronnen ‘veengronden’ en ‘verandering landgebruik’ – lager dan het gemiddelde van Europa, maar wanneer deze factoren wel worden meegenomen juist wat hoger. Dit komt door de emissies uit veengrond, maar ook omdat er in Nederland meer eiwitrijk krachtvoer wordt gebruikt. Hiervoor is soja nodig, en daarvoor vindt er ontbossing plaats, zo is de redenering in het onderzoek.

Voor varkens- en pluimveevlees zijn de broeikasgasemissies per kg product relatief laag, vooral vanwege de goede voederconversie in Nederland.

Voor eieren zien we ook lage emissies als de onzekere emissies uit veengrond en door sojaproductie niet worden meegenomen. Anders ligt het op een vergelijkbaar niveau als het EU-gemiddelde.

Voor aardappelen vonden de onderzoekers een relatief hoge broeikasgasemissie per kg product, vanwege de hoge lachgasemissie (N2O) en opnieuw vanwege emissies uit veengronden. Let wel: per kg product is de emissie van aardappelen vele malen lager dan van de andere onderzochte producten: 1 kg aardappelen = 0.070 kg CO2-eq en 1 kg rundvlees (hoogste) = 19,6 kg CO2-eq.


Stikstof (NH3, NOx, NO3-) en fosfaat







In de bovenstaande figuren staan de ingeschatte emissies van ammoniak (NH3), NOx, de stikstof- en fosfaatoverschotten en de stikstofuitspoeling weergegeven. Ook hier heeft rundvlees de hoogste en aardappelen de laagste emissie per kg vers product.

Voor ammoniak en NOx hebben producten uit de Nederlandse veehouderij een lagere emissie dan de andere Europese regio’s. Dat is per kg product uitgedrukt.

In het rapport maken de onderzoekers de opmerking dat per hectare de emissies wel hoger zijn dan het EU-gemiddelde, door de hogere veedichtheid. Dit komt tot uitdrukking in de hogere stikstofuitspoeling bij de grondgebonden sectoren zuivel en aardappelen.
Zowel de emissie per kg product als per hectare zijn van belang: broeikasgassen is een wereldwijd thema en moet per kg product worden benaderd, emissies van stikstof hebben vooral lokaal impact en moeten dus ook zo worden benaderd, waarbij het overigens wel zo is dat een uitbreiding in een ander gebied effect zal hebben in dat andere gebied.

Voor fosfaat is overigens een tegenovergesteld beeld te zien: die is met uitzondering van aardappelen, veel lager in Nederland dan in de andere EU-regio’s. Dit komt door de lage fosfaatgiften op de Nederlandse landbouwpercelen.

 

Waar een krimp in Nederland naartoe verplaatst wordt is van belang
Krimp in Nederland betekent bij een gelijke consumptie een uitbreiding elders in de wereld. Gezien de grote verschillen die zelfs al in deze studie zijn gevonden tussen gebieden, maakt het nogal wat uit waar de productie dan zal toenemen.
De onderzoekers geven aan dat het onmogelijk is om dit betrouwbaar is om te voorspellen omdat dit van vele factoren afhankelijk is. Toch hebben ze een aantal berekeningen uitgevoerd. Hierbij gaan ze ervan uit dat wat nu wordt geëxporteerd in de importlanden wordt opgebouwd. Wat nu naar Duitsland gaat zal in de berekeningen dan in Duitsland worden geproduceerd.
Afhankelijk van of de onzekere emissies uit veengrond worden meegenomen, zou de broeikasgasemissie met 1245 kton CO2-eq dalen dan wel met 423 kton CO2-eq stijgen. Die stijging zou komen door 1121 kton CO2-eq emissie uit veengronden. Hierbij is het overigens zo dat die emissies uit veengronden (in ieder geval voor een deel) nog steeds plaatsvinden, ze kunnen echter niet meer worden toegerekend aan de geproduceerde landbouwproducten.
De ammoniakemissie zou door krimp in Nederland met 16,4 kton stijgen, maar de stikstofuitspoeling zou met 5,5 kton dalen.

Verplaatsing van productie naar buiten de EU zal ook plaatsvinden. De onderzoekers gaven aan hier niets over te kunnen calculeren, maar voorspelden dat de emissies waarschijnlijk fors stijgen. Zo geeft de FAO aan dat de broeikasgasemissie uit de zuivel in gespecialiseerde melkveegebieden 1,0 tot 1,5 kg kton CO2-eq per kg melk is, maar in landen in Azië of Afrika (waar de groei van de consumptie zal zijn) tussen de 4 en 15 kg kton CO2-eq per kg melk. In deze landen zal door groei en schaalvergroting de sector zich echter ook in gunstige richting kunnen ontwikkelen.

De rapportage kan hier worden gedownload.

 

Krimp van de Nederlandse landbouw, betekent dat meer of minder emissies?
Auteur: Jan Roefs
Bron: Lesschen, Jan Peter et al., 2024
Publicatie: 12-04-2024