BBT vastgesteld voor lozingen effluent

In de verwerking van drijfmest is een belangrijk doel om de nutriënten en organische stof van het water te scheiden. In een aantal gevallen wil men het geproduceerde water (effluent) lozen op het oppervlaktewater. Om tot schoon, loosbaar water te komen zijn geavanceerde zuiveringstechnieken nodig. Mest bevat namelijk relatief hoge concentraties aan verschillende stoffen en pathogenen, en die mogen niet in het milieu terechtkomen. Op 19 december heeft het Bestuurlijk Overleg Water de notitie ‘Het aanwijzen van BBT voor effluentbehandeling bij mestverwerkingsinstallaties’ vastgesteld. Deze notitie beschrijft welke technieken worden aangemerkt als de beste beschikbare technieken (BBT) om de emissies bij lozingen van het vrijkomende water uit mestverwerkingsinstallaties (MVI’s) te minimaliseren.

Lozingsvergunning
Om effluent te mogen lozen op het oppervlaktewater is een lozingsvergunning nodig bij het bevoegde gezag voor het betreffende waterlichaam (een Waterschap of Rijkswaterstaat). Tot nu toe ontbrak het aan een gemeenschappelijk kader. Zowel de waterkwaliteitsbeheerders als de mestverwerkingssector hebben de wens om het lozingenbeleid voor MVI’s te harmoniseren. Deze notitie is daar een belangrijke bouwsteen voor.

Een belangrijk aspect bij vergunningverlening is de toetsing of een bedrijf de goede kwaliteit effluent (water) produceert. Er wordt tenminste uitgegaan van toepassing van BBT.
Bij lozing van effluent uit een MVI op groter, sterker verdunnend oppervlaktewater is BBT vaak voldoende.
Als lokale omstandigheden of een combinatie van milieueffecten zorgen voor overschrijding van milieukwaliteitseisen kunnen strengere regels, bijvoorbeeld BBT+, gelden. Op kleiner of kwetsbaar water zal daarom al snel BBT+ verlangd worden.
Het toepassen van BBT of BBT+ is een van de voorwaarden in een vergunning. Dit is dus niet hetzelfde als de grenswaarden/lozingseisen die in een lozingsvergunning kunnen worden opgenomen. Deze laatste zijn veelal maatwerk, en worden in de praktijk sterk bepaald door een zogenaamde immissietoets.

Het bevoegd gezag (een waterschap of Rijkswaterstaat) moet bij de verlening van omgevings- en watervergunningen rekening houden met Nederlandse informatiedocumenten over BBT. Daarnaast dienen ook de Europese BBT-documenten te worden getoetst. 
Lozingen van effluent uit MVI’s wordt gezien als een industriële activiteit, ongeacht de omvang van de installatie.


OO+IW en MBR-UF
De notitie vervangt een eerder (concept) informatiedocument uit 2018 over BBT bij MVI’s. Er was destijds nog onvoldoende inzicht in de emissies van zogenoemde voorzorgparameters uit MVI’s, bijvoorbeeld antibiotica en (resten van) pathogenen. Door het uitvoeren van een tweetal onderzoeken is hiervan een beter beeld gekregen. In de notitie zijn de resultaten van de onderzoeken verwerkt. 
De notitie stelt dat twee technieken als BBT kunnen worden beschouwd: 

  • Als BBT+ kan worden aangemerkt OO+IW: Omgekeerde Osmose + ionenwisselaar
  • Als BBT kan worden aangemerkt MBR-UF: Membraanbioreactor + ultrafiltratie

De techniek van ‘indampen’ zou mogelijk als alternatief voor OO kunnen dienen, maar de benodigde data om dit te bevestigen ontbreken vooralsnog.

In een BBT wordt een afweging gemaakt tussen een aantal criteria op het vlak van milieu-impact (lucht, bodem, water), technische haalbaarheid en economische haalbaarheid. Uit de onderzoeken blijkt duidelijk dat met de technieken MBR-UF en OO+IW  de algemene en voorzorgparameters adequaat worden verwijderd.


Tabel 1 uit de vastgestelde notitie

De notitie is hier bijgevoegd. De onderstaande link verwijst naar de monitoring waar de onderzochte technieken en effluenten worden beschreven.

BBT vastgesteld voor lozingen effluent
Auteur: Nicky Kamminga
Bron: Van der Hulst et al., 2022
Publicatie: 13-01-2023