Kleine opbrengstverschillen in Nitroman veldproeven in de maïsteelt
In 2020 zijn objecten aangelegd met nulbemesting, alleen runderdrijfmest, KAS en ammoniumnitraat. In 2021 werden er meer objecten aangelegd dan in 2020:
- alleen stikstof uit dierlijke mest
- stikstof uit dierlijke mest + KAS
- stikstof uit dierlijke mest + ammoniumnitraat (afkomstig van stripping-scrubbing)
- stikstof uit dierlijke mest + ammoniumsulfaat (afkomstig van luchtwassers)
- stikstof uit dierlijke mest + mineralenconcentraat (afkomstig van membraanfiltratie)
De maïs werd op 22 april gezaaid en op 30 september geoogst. De objecten waar dierlijke mest was gecombineerd met KAS of met ammoniumsulfaat hadden de hoogste gemiddelde verse opbrengst. Deze lag ongeveer 1 ton hoger dan bij bemesting met het mineralenconcentraat en bijna 2 ton hoger dan bij gebruik van ammoniumnitraat. De gemiddelde opbrengst van enkel dierlijke mest was duidelijk lager. Bij een statistische analyse van de resultaten bleken er echter geen significante verschillen tussen de 5 objecten
Voor de droge stofopbrengst van de verschillende objecten geldt dezelfde conclusie. Er werden wel verschillen waargenomen, maar deze waren niet significant. Uit de analyseresultaten blijkt wel dat het totale gehalte koolstof van de objecten met stikstof uit alleen dierlijke mest of waar dat was aangevuld met ammoniumsulfaat significant lager was dan bij de objecten waar de aanvulling bestond uit ammoniumnitraat of mineralenconcentraat.
De toepassing van enkel dierlijke mest was het nitraatresidu het laagst, wat logisch is omdat er op dit plot 34 eenheden minder stikstof werd bemest dan op de ander plotten. Tussen de andere objecten is het verschil klein. De statistische analyse wijst uit dat er geen significante verschillen zijn tussen de objecten. Het nitraatresidu lag ook onder de drempelwaarde.