Voorgestelde nieuwe opkoopplannen zetten mestoverschot om in mesttekort

Begin deze week kwamen plannen in het nieuws om de veehouderij fors te krimpen, deels met verplichte onteigening, om zo het stikstofprobleem op te lossen. Een eerste analyse van NCM leert dat het mestoverschot dan plaatsmaakt voor een mesttekort.

Media als nos.nl, nu.nl en NRC meldden begin deze week van vergevorderde plannen voor nieuwe maatregelen om veehouderijbedrijven al dan niet verplicht te onteigenen om zodoende de stikstofproblematiek op te lossen. 

Nieuwe opkoopplannen
Om verdere stappen te zetten in de oplossing van de stikstofproblematiek en om goede condities voor Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten te realiseren, hebben de ministeries van Financiën en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op ambtelijk niveau twee denkbare beleidspakketten opgesteld. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft deze beleidspakketten in een quickscan geanalyseerd. De twee beleidspakketten zijn aanvullend op de zogeheten structurele aanpak stikstof en natuurversterking, die het kabinet in 2020 publiceerde. Beide pakketten maken gebruik van deels verplichte opkoopregelingen om de veestapel met een derde te laten krimpen. Variant A is een integraal pakket gericht op stikstofreductie én op de extensivering van de landbouw rond Natura 2000-gebieden en in veenweidegebieden. Het totaalbudget van variant A bedraagt voor de periode 2022 – 2030 ruim 30 miljard euro. Dat bedrag is inclusief het budget van de structurele aanpak stikstof van circa 5 miljard. Variant B is vooral gericht op stikstofreductie. Het totaalbudget van variant B voor de periode 2022 – 2030 bedraagt ruim 14 miljard euro. Ook dit budget is inclusief het budget van de structurele aanpak stikstof. Beide pakketten leiden tot vermindering van stikstofdepositie. De potentiële natuurverbetering is groter in het pakket A dat gericht is op stikstofreductie én extensivering van de landbouw.

Uitvoering lijkt uitdaging
In beide pakketten is de verbetering afhankelijk van het slagen van  een aanzienlijke uitvoeringsopgave. De ambities in de voorgelegde maatregelenpakketten zijn groot en zouden binnen 10 jaar gerealiseerd moeten  worden. Het uitvoeringstempo is daarmee ongekend hoog, terwijl de maatregelpakketten een beroep doen op beleidsinstrumenten die momenteel alleen op veel kleinere schaal worden toegepast. Beide varianten steunen sterk op grootschalige opkoop en eventueel onteigening van veehouderijen. Ook wordt ingezet op maatregelen die nog ontwikkeld moeten worden.

Meer natuurwinst met integrale aanpak
Volgens de ramingen die het PBL in de quickscan heeft verricht, leiden de beleidsvarianten ertoe dat in 2030 75 procent (variant B) tot 80 procent (variant A) van de Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten op land in condities leeft die geschikt zijn voor een gunstige staat van instandhouding. Variant A haalt ten opzichte van variant B meer natuurwinst omdat in deze variant naast stikstofreductie wordt ingezet op extensivering van de landbouw rond Natura 2000-gebieden en in veenweidegebieden.

Krimp van de veestapel
In beide varianten krimpt de veestapel met tientallen procenten (zie figuur 4.1 uit de quickscan). Daartoe wordt een mix van verschillende regelingen ingezet. Doordat in variant A het accent ligt op de melkveesector is er ten opzichte van de structurele aanpak stikstof weinig aanvullend budget over voor krimp van de pluimvee- en varkensstapel. De krimp komt voor de laatste twee sectoren zelfs iets lager uit dan in de structurele stikstofaanpak het geval is. Dat komt doordat in variant A altijd uitgegaan wordt van een vergoeding van 100 procent voor de opkoop van stallen (in eerdere beëindigingsregelingen was dat 65 procent). Landelijk gemiddeld is de krimp van de melkveestapel in zowel variant A als variant B ruim 30 procent.



Effect op de mestmarkt
In variant A blijven de nu geldende stikstof- en fosfaatgebruiksnormen, inclusief de derogatie, gehandhaafd. Een uitzondering vormen de extensiveringsgebieden, waar de mestgiften vanwege de pachtvoorwaarden naar verwachting zullen afnemen.

In variant B neemt het aanbod van mest verder af dan in variant A. Dat komt doordat in variant B de krimp ook van toepassing is op de pluimvee- en varkensbedrijven, die daardoor in aantal bijna halveren (figuur 4.1). Omdat in variant B ook de stikstofgebruiksnormen worden aangescherpt en de derogatie zal vervallen, neemt de plaatsingsruimte in variant B verder af dan in tabel 4.2 is aangegeven.



Variant A stelt 9 miljard euro beschikbaar voor het opkopen en afwaarderen van grond voor extensieve landbouw. Voor dat bedrag kan (bij de huidige grondprijzen) ongeveer 280.000 hectare landbouwgrond worden opgekocht. Het areaal grond dat wordt opgekocht is vrijwel in balans met het budget voor het opkopen van dier- en fosfaatrechten en opstallen. Alle opgekochte grond wordt bestemd voor extensieve landbouw. In variant B worden alleen productierechten en opstallen opgekocht. Hierdoor blijft er in variant B ruim 270.000 ha grond met een agrarische bestemming over.

Op nationaal niveau ontstaat er in variant A een redelijke balans in de hoeveelheid mest die geproduceerd wordt en de hoeveelheid die kan worden afgezet (tabel 4.2 uit de quickscan). Het gevolg kan zijn dat mest als product waarde krijgt. Het is echter onzeker of dit voor intensieve veehouders leidt tot lagere kosten voor mestafzet. Zij zullen immers kosten moeten maken voor de mestverwerking die in variant A verplicht gesteld wordt. Naar verwachting zullen de kosten voor akkerbouwers toenemen.

In variant B wordt het mestoverschot, uitgedrukt in kton N, omgezet naar een mesttekort. Dit komt in eerste instantie door een forse krimp van de melkvee-, varkens- en pluimveestapel. Het effect van aanscherping van stikstofgebruiksnormen en wegvallen van de derogatie is in tabel 4.2 nog niet meegerekend. Deze effecten zullen de plaatsingsruimte en daarmee het mesttekort verkleinen.

Meer informatie over de effecten van deze en andere beleidsvoornemens op de mestbalans in 2030 worden door NCM in kaart gebracht en later gepubliceerd.

Voorgestelde nieuwe opkoopplannen zetten mestoverschot om in mesttekort
Auteur: Rembert van Noort
Bron: Planbureau voor de Leefomgeving
Publicatie: 10-09-2021