De contouren van het nieuwe mestbeleid

In een Kamerbrief geeft minister Schouten van LNV de contouren van het toekomstige mestbeleid aan. Hierin geeft ze aan veehouders twee keuzes te willen geven: of je wordt 100% grondgebonden, of je zet 100% van de geproduceerde mest af bij een mestverwerker. Mestverwerkers worden via beleidsmaatregelen gesteund en gestuurd om verder te professionaliseren om tot hoogwaardigere en duurzamere processen en producten te komen. Verder is een gebiedsgerichte aanpak nodig om de gewenste waterkwaliteit te behalen in die gebieden waar de nitraatgehaltes nog te hoog zijn.

De Kamerbrief (via deze link te raadplegen) is een uitwerking van de herbezinning van het mestbeleid. In de komende tijd wil de minister op basis van deze contouren komen tot het zevende actieplan Nitraatrichtlijn. Ze geeft aan dit zo veel mogelijk in samenspraak met boeren en andere bedrijven uit de sector, waterschappen, provincies, en dergelijke te willen uitwerken.
De eerstkomende activiteit is een webinar in de eerste helft van oktober. Meer informatie hierover wordt binnenkort bekendgemaakt.

Integrale benadering
Het betreft een forse aanpassing ten opzichte van het huidige stelsel. Hiermee wil de minister een toekomstbestendig mestbeleid neerzetten, waarmee tegemoet wordt gekomen aan met name:

  • eenvoudiger, minder complex en robuust beleid;
  • emissiearme kringlooplandbouw met een gezonde bodem;
  • verdere verbetering van de waterkwaliteit (t.b.v. de nitraatrichtlijn);
  • invulling geven aan het advies van ‘commissie Remkes’ (stikstofdepositie);
  • minder prikkels en mogelijkheden voor fraude en betere handhaafbaarheid;
  • recht doen aan de verscheidenheid van bedrijven waarin boeren en tuinders binnen gestelde kaders hun eigen keuzes kunnen maken en gestimuleerd worden tot innovatie;
  • passend binnen juridische randvoorwaarden;



Twee richtingen
De minister geeft aan te streven naar een meer grondgebonden landbouw waar mest wordt toegediend op percelen waar het voer voor dieren wordt geteeld. Anderzijds zijn er intensievere sectoren waar de dieren vaak gevoed worden met reststromen die niet geschikt zijn voor humane consumptie: zij moeten de mest gebruiken om hoogwaardige en circulaire meststoffen te produceren. Hiermee kunnen akkers, in binnen- en buitenland, op een zodanige manier worden bemest dat aan de behoefte van bodem en gewassen wordt voldaan.
Dus: een veehouder wordt oftewel 100% grondgebonden oftewel gaat hij naar 100% mestverwerking.
Ze geeft aan dat voor deze ingrijpende transitie een tijdpad van wel tien jaar nodig zal zijn.


Richting 1: grondgebonden veehouderij
Het streven is om de melkveehouderij en de rundvleesveehouderij volledig grondgebonden te maken. Dit betekent dat alle mest op het eigen bedrijf (de meest extensieve bedrijven) of in een regionaal samenwerkingsverband wordt aangewend waardoor een voer-mestkringloop ontstaat. De mestproductie en mestplaatsing wordt hiermee in evenwicht gebracht, maar de minister denkt ook aan een maximaal aantal dieren of een maximale melkproductie per hectare.
Bedrijfsspecifieke verantwoording en innovaties kunnen hier meer ruimte bieden. Dit vergt echter een werkwijze die betrouwbaar en controleerbaar is, en die werkwijze is er volgens de minister nog niet.
Ook zijn derogatie en RENURE (= kunstmestvervangers) belangrijk voor de grondgebonden veehouderij onder Nederlandse omstandigheden.
Grondgebondenheid is ook een te kiezen mogelijkheid voor sectoren als de pluimveehouderij, varkenshouderij, geitenhouderij en vleeskalveren.



Richting 2: niet-grondgebonden veehouderij
In deze richting wordt alle geproduceerde mest afgevoerd en verwerkt, dus ook de mest die een veehouderij op zijn eigen grond zou kunnen aanwenden. Op deze percelen mag uiteraard wel mest worden aangevoerd, maar niet van de veehouder zelf.
De reden voor deze keuze is dat de mestafvoer van overschotbedrijven beter geborgd wordt, en ook draagt het bij om mestverwerking verder te professionaliseren en de melkveehouderij grondgebonden te laten worden. Ook zouden administratieve lasten, o.a. voor wegen en bemonsteren, mogelijk kunnen worden verminderd.
Intensieve bedrijven zullen dus alle geproduceerde mest moeten afvoeren, bij voorkeur naar dezelfde mestverwerker. Deze toename van mestverwerking, in combinatie met stalaanpassingen met ‘mestscheiding aan de bron’, moet leiden tot een grotere toepassing van meststoffen van hogere kwaliteit. Additioneel zeer belangrijkere voordelen zitten in lagere ammoniakverliezen, lagere emissie van broeikasgassen en meer waarde van mest als circulaire meststof en voor groene energie.



Een belangrijke voorwaarde is de ruimte voor kunstmestvervangers: RENURE. De minister gaat extra actie ondernemen om dit bij de Europese Commissie zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen.


Verdere professionalisering mestverwerkingsketen
Verdere professionalisering van mestverwerkende bedrijven is volgens de minister nodig om alle mest van niet-grondgebonden bedrijven op een goede manier te verwerken: betere processen en betere eindproducten. Ze stelt dat individuele bedrijven momenteel aanzienlijke risico’s lopen, financieel en ook qua onzekerheid ten aanzien van bijvoorbeeld de aanvoer en afzet van mest. Ze wil met de sector en andere stakeholders op zoek gaan naar instrumenten om te komen tot meer en betere innovatie, tot meer kwaliteit, tot betere producten en tot een betere verantwoording en borging. Collectieve oplossingen vanuit de sector zelf kunnen daar een bijdrage aan leveren, maar ze sluit niet uit dat publieke sturing op, of inmenging in de afvoer en verwerking van mest noodzakelijk is.




Waterkwaliteit
In eerste instantie is het Nederlandse actieplan (nu het zesde, straks het zevende) gericht op het bereiken van een goede grondwaterkwaliteit. Deze is de afgelopen dertig jaar fors verbeterd. Toch wordt deze nog niet overal bereikt, met name in de zand- en lössgebieden. In deze gebieden is de grond het gevoeligste voor nitraatuitspoeling, maar ook worden hier de meeste, en in toenemende mate, voor uitspoeling gevoelige gewassen geteeld. Het gaat dan om onder anderen aardappelen, mais en vollegrondsgroenten. Bij ongeveer 75% van de akkerbouwbedrijven in de zandregio wordt de nitraatnorm van 50 mg per liter overschreden.
De minister wilt dit in eerste instantie op de volgende manieren verbeteren:

  • Specifiek aanwijzen van kwetsbare gebieden. Op dit moment is geheel Nederland als uitspoelingsgevoelig aangewezen, en dat wil ze dus beperken tot bepaalde gebieden, waar extra aandacht vereist is.
  • Stimuleren van meer bewustwording, kennisontwikkeling en gedragsverandering, onder andere door met akkerbouwers en tuinders nitraatgehaltes te gaan meten en dit te koppelen aan teelt- en bodemmaatregelen.
  • Andere spelregels voor het telen van uitspoelingsgevoelige gewassen in deze gebieden. Voorbeelden die overwogen worden zijn: beperkingen aan bouwplannen, gebruiksnormen en gebruiksvoorschriften, en op bepaalde manieren stimuleren van het telen van niet-uitspoelingsgewassen als gras en graan.
  • Ondersteunen van innovaties die hieraan bijdragen, bijvoorbeeld precisiebemesting en een betere borging van de gebruikte meststoffen.
  • Gebiedsgerichte processen opzetten waar provincies, waterschappen, terreinbeheerders en de sector bovenstaande stappen gaan zetten, met ruimte voor maatwerk.




Relatie met aanpak stikstofproblematiek
Op 8 juni jl. heeft het Adviescollege Remkes haar eindadvies ‘Niet alles kan overal’ gepresenteerd. In het advies wordt ingegaan op hoe de herziening van het mestbeleid kan bijdragen aan minder stikstofdepositie. Emissies uit mest zijn verantwoordelijk voor 87% van de stikstofemissies uit de landbouw (zie blz. 34 in het rapport).
De minister geeft aan dat beide richtingen (voor de grondgebonden en niet-grondgebonden veehouderij) bijdragen aan een lagere stikstofdepositie. Voorts bevestigt ze dat het uitfaseren van drijfmest met langdurige opslag in mestsilo’s nagestreefd moet worden.
Commissie Remkes adviseerde ook een ‘Afrekenbare Stoffen Balans’ als instrument om de ammoniakemissie te verlagen. De minister wil zich in deze in eerste instantie richten op extensieve bedrijven.


Vervolg
Deze contourenbrief is een stap om te komen tot een nieuw mestbeleid, uitgewerkt in het zevende actieplan Nitraatrichtlijn. De komende tijd gaat de minister aan de slag om te komen tot een concrete invulling. Hiervoor zoekt ze het overleg met alle belanghebbenden.
De eerstkomende activiteit is een webinar in de eerste helft van oktober. Meer informatie hierover zal het ministerie binnenkort bekend maken.

 

De contouren van het nieuwe mestbeleid
Auteur: Jan Roefs
Bron: Ministerie LNV
Publicatie: 09-09-2020