Toevoegmiddelen aan mest, een inventarisatie
Biologische, chemische en fysische middelen
In totaal zijn 31 additieven voor gebruik in dierlijke mest geïnventariseerd:
- 15 biologische middelen
- 8 middelen met een chemische werking
- 8 middelen met een fysische werking
De acht chemische additieven bestaan uit vijf aanzuurmethoden en drie nitrificatieremmers. Van deze acht middelen zijn er vijf afkomstig uit Nederland.
De acht gevonden fysische additieven zijn gebaseerd op basis van ionen/fysische regulatie in de mest of bodem. Het merendeel van deze middelen is afkomstig uit Nederland.
Samenstelling van de toevoegmiddelen
Voor de groep biologische additieven is het moeilijk om een eenduidige beschrijving te geven van de samenstelling van het middel, behalve dat het in het algemeen om mengsels van verschillende micro-organismen gaat, veelal gemengd met mineralen. Beschrijving van de producenten over de inhoud lopen uiteen van vrij algemeen “Microorganismen en mineralen”, tot meer specifieke beschrijvingen zoals “Melkzuurbacteriën, rietsuiker, mineralen en water”, “6 bacterie stammen” tot “Bacteriestammen Bacillus & Pediococcus, i.c.m. enzymen”. In het algemeen wordt er geen melding gemaakt van een onafhankelijke laboratoriumanalyse bij het middel. Daarbij moet ook opgemerkt worden dat samenstelling van een product en de werking ervan vaak gezien wordt als bedrijfsvertrouwelijke informatie.
Voor vier van de acht chemische additieven is een duidelijke beschrijving achterhaald van de samenstelling, zoals 96% zwavelzuur (SyRen), 1H-1,2,4 triazool en 3 methylpyrazol (PIADIN), en dimethylpyrazolfosfaat of DMPP (Top Flow entec fl, Vizura (= nitrificatieremmer)).
Voor de fysische additieven is informatie over de samenstelling van het middel wisselend, varierend van Clinoptiloliet (zeoliet), “Natuurlijke kleimineralen”, tot “Zout of krijt opgelost in (zuurstofrijk)water”.
Gebruik van gebruik additief
Van de additieven is ook geinventariseerd hoe omvangrijk het gebruik van deze middelen is door agariërs . Het betreft steeds informatie van de leveranciers zelf. Deze schattingen zijn niet altijd goed te doen, omdat veel verkoop via distributeurs gebeurt.
Bij de biologische additieven varieert het gebruik van enkele tientallen bedrijven tot meer dan 3.000 afnemers. Van een aantal middelen is het gebruik niet bekend.
Bij de geïnventariseerde chemische additieven is alleen van het SyreN system bekend dat er 139 verkocht zijn in Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Zweden, Estland, Letland en Finland.
Voor de fysische middelen loopt het aantal gebruikers zoals geschat door de fabrikant meestal in de tientallen, en zijn de gebruikers vooral in Denemarken te vinden. Het middel Active NS is een grote uitzondering: dit middel wordt toegepast door maar liefst 20% van alle Deense veehouders, aldus de leverancier.
Werking van toevoegmiddelen volgens de leveranciers
De toevoegmiddelen worden uiteraard allemaal verkocht vanwege een positieve werking op de mest.
Bij biologische middelen zit hem dat voornamelijk in de reductie van emissies (ammoniak, methaan, geur) en vaak ook een betere opname van nutriënten door de plant en een verbeterde bodemkwaliteit.
De chemische middelen bestaan uit aanzuurmethodes en nitrificatieremmers. Door mest aan te zuren daalt volgens de leveranciers de ammoniakemissie en verbetert de opname van nutriënten door de gewassen. Claims van nitrificatieremmers betreffen minder emissie van lachgas (N2O), minder nitraatuitspoeling en ook een betere nutriëntenopname door het gewas
De voornaamste claims over de fysische additieven zijn: afname van ammoniak-, methaan- en geuremissies, minder nitraatuitspoeling, een betere opname van nutriënten door de plant en een verbeterde bodemkwaliteit.
Wetenschappelijke onderbouwing
Has Den Bosch heeft vervolgens nagegaan in hoeverre de geclaimde positieve werking van de toevoegmiddelen ondersteund wordt door wetenschappelijk bewijs. Hierbij zijn de onderzoeken van de bedrijven zelf niet meegenomen.
De volgende parameters (met name volgend uit de claims) zijn hierin meegenomen:
- Emissie van ammoniak (NH3)
- Emissie van de broeikasgassen methaan (CH4) en lachgas (N2O)
- Nitraatverliezen naar het grondwater (NO3-)
- (Minder) geur
- Opname nutriënten door de gewassen
- Betere bodemkwaliteit
Drie van de vijftien biologische additieven zijn wetenschappelijk onderzocht. Hierbij is bij één additief reductie van ammoniak en lachgas aangetoond. Bij twee andere additieven zijn tegenstrijdige resultaten geconstateerd. Andere effecten zijn niet onderzocht of aangetoond.
Voor twee van de chemische aanzuurmethoden is wetenschappelijk aangetoond dat gebruik van het middel leidt een reductie van ammoniakemissie.
Bij één nitrificatieremmer is een lagere lachgasemissie aangetoond. Effecten op bijvoorbeeld nitraatuitspoeling werden dan weer niet gevonden.
Bij één van de fysische additieven is wel een lagere nitraatuitspoeling naar het grond- en oppervlaktewater aangetoond. Daarnaast is bij twee fysische additieven een reductie van ammoniakemissie aangetoond, waarbij één van deze additieven tevens een afname van methaanemissie heeft aangetoond en bij een andere additief een afname van geuremissie.
Momenteel loopt er een onderzoek naar de werking van zeoliet op o.a. de nitraatuitspoeling. De eerste onderzoeksresultaten hiervan zijn positief.
Voornaamste conclusie is dat er weinig wetenschappelijk onderzoek is gedaan.
Praktijkervaringen
Veel van de huidige additieven lijken, ongeacht de wetenschappelijke onderbouwing, toch perspectiefvol, gezien het veelvuldig gebruik en de positieve ervaringen van agrariërs. In interviews gaven boeren aan dat ze onder andere minder geuroverlast ervaren, waarbij men specifiek minder ammoniak benoemt.
Verder heeft het gebruik van deze additieven aanvullende voordelen, zoals homogenere mest met een betere verpompbaarheid. Hierbij is het niet altijd duidelijk of dit effect een gevolg is van het middel zelf, of omdat de boeren vaker hun mest mixen en ook vaker water toevoegen.
Het rapport met daarin gedetailleerde informatie over de leveranciers, producten en hun werking is hier bijgevoegd.